SV | En hij zeide tot hen: Hoort mij, o Levieten; heiligt nu uzelven, en heiligt het huis des HEEREN, des Gods uwer vaderen, en brengt de onreinigheid uit van het heiligdom. |
WLC | וַיֹּ֥אמֶר לָהֶ֖ם שְׁמָע֣וּנִי הַלְוִיִּ֑ם עַתָּ֣ה הִֽתְקַדְּשׁ֗וּ וְקַדְּשׁוּ֙ אֶת־בֵּ֤ית יְהוָה֙ אֱלֹהֵ֣י אֲבֹתֵיכֶ֔ם וְהֹוצִ֥יאוּ אֶת־הַנִּדָּ֖ה מִן־הַקֹּֽדֶשׁ׃ |
Trans. | wayyō’mer lâem šəmā‘ûnî haləwîyim ‘atâ hiṯəqadəšû wəqadəšû ’eṯ-bêṯ JHWH ’ĕlōhê ’ăḇōṯêḵem wəhwōṣî’û ’eṯ-hannidâ min-haqqōḏeš: |
En hij zeide tot hen: Hoort mij, o Levieten; heiligt nu uzelven, en heiligt het huis des HEEREN, des Gods uwer vaderen, en brengt de onreinigheid uit van het heiligdom.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
En hij zeide tot hen: Hoort mij, o Levieten; heiligt nu uzelven, en heiligt het huis des HEEREN, des Gods uwer vaderen, en brengt de onreinigheid uit van het heiligdom.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!